2.1 Ik zie waar we als professionals samen mee aan de slag kunnen en kan dat ook vertalen in een interprofessioneel vraagstuk

Je ziet binnen de organisatie waar iets gebeurt waar iets te veranderen, te verbeteren of te versterken is. Dat is iets waar je anderen bij nodig hebt, omdat je eigen vakkennis, vaardigheden en talenten daar niet helemaal genoeg voor zijn. Je hebt dus de aanvullende kennis en kunde nodig van andere beroepen, om de verandering, verbetering of versterking helemaal voor elkaar te krijgen. Je kunt anderen vertellen waar volgens jou verandering, verbetering of versterking mogelijk is.

  • Goed Kijken en Vragen Bedenken Goed Kijken en Vragen Bedenken

    • Kijken naar Kinderen: Je observeert de kinderen en gaat in gesprek met collega’s om te ontdekken bij welke vragen het van belang is om samen te werken.
    • Welke Vraagstukken?: Je besluit en onderbouwt welke vraagstukken interprofessioneel zijn en welke niet. Dit kunnen fictieve of reële vraagstukken zijn.
    • Voorbeelden: Aan de hand van voorbeelden benoem je interprofessionele aspecten van situaties.
    • Multi-Pespectief: Je doet mee aan gesprekken waarbij de begeleider een aantal praktijksituaties inbrengt waar jullie samen bij moeten bedenken welke verschillende invalshoeken er zijn om naar de situatie te kijken. Hierbij neem je verschillende rollen in. Samen met anderen bespreek je hoe je de ontwikkeling van een kind in kaart brengt vanuit verschillende perspectieven en beroepen. Doel hiervan is multi-perspectivisch kijken naar een situatie.

    Waar te vinden?

      • Nitert, E., Van der Struik-Pullen, D., Keuning, T. (z.d.). Wat maakt een vraagstuk interprofessioneel? Geraadpleegd op: 08-04-2024, van: wat-maakt-een-vraagstuk-interprofessioneel.pdf (kindeneducatie.nl).

2.2 Ik deel mijn vakkennis, vaardigheden en talenten op een manier waarop andere professionals die begrijpen

De student kan op verschillende, passende niveaus, informatie en input leveren. Het is duidelijk voor anderen wat jij weet, wilt en vertelt, je gebruikt dus begrijpelijke taal.

  • Vaktaal en Mijn Bijdrage Vaktaal en Mijn Bijdrage

    • Vaktaal: Je onderzoekt in je eigen werkomgeving welk jargon/vaktaal wordt gebruikt. Denk hierbij ook aan afkortingen. Bedenk een vorm hoe je deze woorden voor anderen duidelijk kan maken. 
    • Mijn Bijdrage: Presenteer een groep met verschillende beroepen wat jouw bijdrage kan zijn in een interprofessioneel vraagstuk. Je kunt hiervoor het boek ‘Stevig (leren) staan’ van Manon Ruijters gebruiken. Je gebruikt een manier van presenteren die bij jou past, zoals: film, infographic, storytelling, tekening, mind map, vlog, podcast, etc.

    Waar te vinden?
      • Ruijters, M., Van Luin, G., Van Bethum, N., Bierlaagh, D. (2023). Stevig (leren) staan- aan de slag met professionele identiteit in beroep en opleiding. Boom uitgevers. 

2.3 Ik kan samen met andere professionals het interprofessionele vraagstuk verkennen (oorzaak/gevolg/verbanden/onderdelen/ betrokkenen)

Je verkent het interprofessionele vraagstuk. Je wilt weten wat er precies aan de hand is. Op basis van observaties, verslagen, gesprekken enzovoort kun je vanuit je eigen visie verantwoorden wat belangrijk is voor het kind. Je kunt dit bespreekbaar maken in overleg met anderen.

  • Vraagstuk Verkennen Vraagstuk Verkennen

    • Rollenspel: Door mee te doen met rollenspel wordt voor duidelijk voor je wat er precies aan de hand is. 
    • Casussen: Door te luisteren naar of te lezen over casussen die spelen in je eigen (stage)organisatie of die van een ander wordt de situatie duidelijk. 
    • Relaties: Je gaat ermee aan de slag om de relaties rondom een kind in kaart te brengen die van invloed zijn op de vraag.  Dit kun je doen door een sociogram, mind map of opstelling te maken. Hierin wordt zichtbaar welke relaties (gezin, familie en professionals) rondom het kind van invloed zijn op de vraag.
    • Wat is de vraag: Je maakt samen met anderen precies duidelijk om welke (ontwikkel)vraag het gaat. Kom met een definitie van de vraag en onderbouw deze. Je laat zien hoe je gezamenlijk tot deze definitie bent gekomen.

2.4 Ik doe actief mee aan het samen plannen en werken aan het interprofessionele vraagstuk om te zorgen voor een positieve uitkomst

Dit doel heeft twee kanten. Aan de ene kant gaat het om je gedrag tijdens bijeenkomsten: je bent actief en je neemt tijdens overlegsituaties het woord wanneer je een positieve bijdrage kunt leveren aan het gesprek en luistert naar wat anderen inbrengen. Aan de anderen kant zorg je ervoor dat je jouw kennis en vaardigheden inbrengt, op het moment dat je denkt dat het team er wat aan heeft.

  • Samen Plannen en Werken Samen Plannen en Werken

    • Initiatief Nemen: Je neemt initiatief in het maken van afspraken, rapporteren en delen van kennis en uitkomsten uit het teamoverleg. Je oefent met het werken met notulen, actieplannen, en processen om hier beter in te worden. 
    • Positieve Houding: Je let erop dat je een positieve houding hebt tijdens bijeenkomsten, zodat de relatie tussen jou en je teamgenoten goed is en blijft. 
    • Rollenspel: Je neemt deel aan een rollenspel waarbij een vergadering wordt nagespeeld. Je oefent hiermee je eigen vaardigheden die je kan inzetten om een positieve bijdrage te leveren aan een vergadering. Zo reflecteer je bijvoorbeeld op wat jouw rol was tijdens het rollenspel. 
    • Methodieken: Je oefent met verschillende methodieken (bijvoorbeeld met de methodiek: SCRUM) om succesvol samen te werken. 

    Waar te vinden?